In 1995 reisde ik vanuit Boedapest naar Amsterdam. Het was augustus. ‘s Ochtends rond 8 uur stapte ik in het vliegtuig. Het was de eerste keer dat ik met een vliegtuig vloog en ook mijn eerste reis naar Nederland, dat maakte ook dat ik het best spannend vond. Maar als een jong volwassene, die nog sterk in haar kracht staat, vol met energie en hoop kon ik mijn zenuwachtige innerlijk snel tot rust brengen zodra wij in de lucht waren. Van boven genoot ik intens van alles wat waarneembaar was. Hoe hoger wij stegen hoe kleiner alles onder ons werd. De meeste indruk op mij maakte de felle vroege ochtendzon die alles bedekte wat je van boven zag. Tot wij West Duitsland en Nederland bereikten. In eens vlogen wij boven zachte schapenvachten en dan daalde het vliegtuig enige duizenden meters totdat wij ons in die schapenvacht bevonden. Het werd grijs. Alles. Alles rondom ons heen. Met starende, wijde ogen keek ik verbaasd rond hoe het felle licht en de zonneschijn in een ogenblik verdwenen was en plaats gaf aan die grijsheid in het hele universum, zover mijn ogen konden zien, dat kleurloze, donkere licht wat alles in somberheid en zware depressie bedekte.
We landden. Vlug oriënteerde ik mij en pakte mijn koffer en verliet de aankomsthal. Ik werd opgehaald door mijn verloofde en mijn toen nog toekomstige schoonvader. We stapten naar buiten en liepen richting de parkeerplaats om met de auto het laatste stuk naar het huis van mijn verloofde en zijn ouders af te leggen. Om mijn verwelkoming nog gezelliger te maken, of nog dramatischer te ervaren, begon het ook nog te regenen. In de auto kon ik door deze enorme indruk niet eens naar de nieuwsgierige vragen van mijn toen nog toekomstige schoonvader luisteren.
Hij was piloot. En dit was mijn eerste reis met een vliegtuig. Dus dan kan je je ook zeker goed voorstellen dat ik tot de bodem uitgevraagd was over mijn reiservaring. Ik kan geen woord herinneren van wat ik verteld had. Waarschijnlijk heb ik netjes, beleefd en bescheiden, zoals ik in die tijd nog was, fatsoenlijke antwoorden gegeven. Zo hoorde het toen, vooral bij de eerste ontmoeting.
Het was grijs. Het donkere, sombere laken bedekte alles rondom ons. In de verte, langs de snelweg, merkte ik de Nederlandse vlakte op. Zwart-witte koeien probeerden het hele landschap te sieren en af een toe trok een knappe reiger mijn aandacht. Het regende. Het was ochtend. Het was donker. En in de daarop volgende drie weken zijn er ook weinig zonnige dagen geweest. Als jij uit een land komt waar de hele zomer de zon zo sterk schijnt dat het soms zelfs 40 graden wordt, dan voel je bij zo’n grijs laken al gauw dat het donker domineert en je erin verdwijnt.
Maar om mijn goed geplande vakantie niet vertroebeld te hebben, heb ik elke dag dat het grijs en somber was iets rondom mij heen gezocht wat mooi en schitterend was. Wat mij licht gaf om deze weken gezellig door te komen. Een dagje Madurodam was zeker niet saai. Wandelen met vrienden door de binnenstad van Utrecht of uitwaaien in Hoek van Holland aan de Noordzee was even lichtgevend. Fietsen langs de Hierdense beek, waar langs je in die tijd nog het zachtjes kabbelen van het water kon horen, was even mooi. Hand in hand lopen met je verloofde en onverstoord langs de beek na zo veel tijd weer je eerste zoen krijgen, haalt je echt omhoog.
Drieëntwintig jaren zijn voorbij. Met zonneschijn en regen. Met donker en licht. De donkere dagen zijn weer aangebroken. Hier en daar zie je al de kerstverlichtingen de huizen en straten sieren. Het Kerstfeest is ook steeds dichterbij. Het ieder jaar terugkerende feest wat ons eraan herinnert dat er Licht is in het donker. De geboorte van onze Heer Jezus. Voor jou en mij. Voor ons allen, die dat nodig hebben. Met de ervaring van het verleden, levend in het nu en kijkend naar de toekomst, heb ik dat zeker nodig. Vind het licht, zie het licht in het donker, kleur het grijs en sier samen de omgeving.
We wensen jullie een kleurrijk, gezegend en vredevol Kerstfeest!